Wetenschap weet bijna niets van de oorsprong van het leven
Willem Bouwman, nd.nl, 23 mei 2008
Iemand die alleen de eerste drie letters van het alfabet kan opzeggen, weet ongeveer evenveel van het alfabet als een wetenschapper van het ontstaan van het leven. Aldus Han Zuilhof, hoogleraar organische chemie aan Wageningen Universiteit.
Han Zuilhof (1965) hield vorige maand zijn inaugurele rede als hoogleraar organische chemie in Wageningen. De eerste zin van zijn betoog zette de luisteraars meteen op scherp. "Bij het uitspreken van een inaugurele rede horen grote woorden." Zuilhof stelde niet teleur. Na een vertoog over ontwikkelingen in de bionanotechnologie en de ruimtelijke ordening van koolstofatomen, kwam hij tot de vraag naar het ontstaan van het leven uit levenloze koolstofverbindingen.
Hij woog de antwoorden van de evolutietheorie, vond ze allemaal te licht en concludeerde dat de vraag naar het ontstaan van het leven momenteel nog niet door de wetenschap beantwoord wordt. "Hier is sprake van een significant probleem, zeker omdat de evolutietheorie zo'n grote rol speelt in de hedendaagse wetenschap", aldus Zuilhof. Hij vergeleek de evolutietheorie met een wolkenkrabber met een zwakke basis. "Het gebouw staat niet op een degelijk fundament, in de wolkenkrabber van de evolutieleer is de begane grond nog geen begaanbare grond." En: "Als je eenmaal binnen bent, bieden al die hoge verdiepingen prachtige vergezichten, maar je kunt er momenteel als wetenschapper niet fatsoenlijk binnenkomen."
U treedt aan als hoogleraar en u keert zich meteen tegen de heersende theorie in uw vakgebied. Waarom?
"Wetenschap probeert de grenzen van het kennen te verleggen. Dan is het goed te weten waar die grenzen liggen. Wat weten we wel, wat weten we niet? Wat is een feit, wat is een veronderstelling? Dat heb ik duidelijk willen maken. Als wetenschapper keer ik mij natuurlijk niet tegen 'de wetenschap', maar is het mijn taak tot in detail de grenzen van onze kennis te laten zien. Een heel heldere grens ligt momenteel op mijn vakgebied, de organische chemie, en die grens is velen nauwelijks bekend.
Mijn bedoeling was een wetenschappelijk stimulerend verhaal te houden. Dat is wel overgekomen. Ik heb opbouwende reacties gekregen en uitnodigingen om erover door te praten. Het verhaal heeft mensen aan het denken gezet."
Zuilhof groeide op in een christelijk gezin in Sassenheim, in de Bollenstreek, en studeerde scheikunde in Leiden. Van jongs af aan is hij geinteresseerd in de grote vragen van het leven. Daarom besloot hij na een jaar scheikunde tevens filosofie te gaan studeren. In beide richtingen studeerde hij cum laude af. Ook zijn promotie tot doctor in de chemie gebeurde met lof. Op grond van zijn grote verdiensten als wetenschapper werd hij vorig jaar benoemd tot persoonlijk hoogleraar in Wageningen. Sinds kort is hij gewoon hoogleraar en leidt hij de leerstoelgroep organische chemie van Wageningen Universiteit. Met zijn oratie over de herkomst van het leven bewees hij dat zijn belangstelling voor grote vragen onverminderd groot gebleven is.
Vanwaar die belangstelling voor grote vragen?
"Als kind ben ik heel ziek geweest. Toen ik nog een baby'tje was, kreeg ik een gezwel, dat over mijn rechteroog heen groeide. Voor mijn leven werd gevreesd. De artsen constateerden dat mijn hersensignalen hard achteruitgingen, ze verwachtten dat ik als een kasplantje zou verder leven.
Nadat die ziekte eindelijk bedwongen was, kreeg ik geregeld een plastisch-chirurgische behandeling, om de sporen die dat gezwel op mijn gezicht had nagelaten, weg te werken. Op een gegeven moment wilde ik dat niet meer: ik vond me mooi genoeg. Ik mis een oog en kan geen diepte zien. Maar ik was al blij dat ik kon kijken.
Die ziekte heeft mijn blik op het leven bepaald. Elke dag die ik mag leven, is er weer een, dacht ik toen ik nog een kleine jongen was, en dat denk ik nog steeds.
Mijn ouders hebben me erg geholpen om me te aanvaarden zoals ik ben. Mijn vader was verzekeringsagent en havenmeester, mijn moeder huisvrouw. Ze hadden geen affiniteit met wetenschap of de grote vragen die me bezighielden. Maar ze zagen wel dat ik er serieus mee bezig was en zetten zich op de achtergrond altijd zeer in om mijn studies mogelijk te maken. Ze geloofden dat ze mij van God gekregen hadden en dat Hij voor mij zou zorgen.
Mijn moeder heeft mijn inaugurele rede mogen meemaken. Ze vond dat het menselijk onmogelijke mogelijk was gebleken, en was enorm trots op me."
Waarin verschilt een chemicus die filosoof is van een chemicus die geen filosoof is?
"Als filosoof heb ik historisch leren denken. Een chemicus is geneigd alles van voor 1980 heel erg oud te vinden. Filosofen denken in eeuwen en kunnen beter relativeren. Ik kan mijn eigen vak, de chemie, in een historisch en kentheoretisch kader plaatsen. De blik van een filosoof is ook veel breder. Hij beziet de gehele werkelijkheid, terwijl een chemicus naar een stukje van de werkelijkheid kijkt.
Bovendien heb ik als filosoof leren lezen. Dat klinkt gek, maar de meeste mensen die van de middelbare school komen, vinden het moeilijk een tekst te doorgronden. Tijdens mijn studie filosofie heb ik geleerd een tekst tot in detail te lezen, mijn woorden te wegen. Een scheikundestudent leert dat niet. Zijn vak is niet op de nuances van de taal gericht.
Een beta-student leert zo efficient mogelijk met een beperkt aantal verschillende woorden te zeggen wat hij gedaan heeft en wat hij gevonden heeft. Dat geeft niet, want de diepgang van de observaties die hij bereikt door het afschermen van grote delen van de werkelijkheid, maken het ook mogelijk om met weinig woorden een chemische verhandeling te begrijpen of te schrijven.
Een filosoof kan vaak niet alleen beter lezen, hij kan ook beter schrijven. Ik moest elke week een essay inleveren, over uiteenlopende onderwerpen, en dat essay werd elke week zorgvuldig becommentarieerd door de docenten. Op die manier heb ik me de techniek van het schrijven eigen gemaakt."
In uw oratie bespreekt u de oorsprong van het leven. Sprak daar de filosoof of de chemicus?
"Allebei, denk ik. Mensen associeren het begrip evolutie allereerst met biologie en met geologie. Dat is prima, want beide wetenschappen hebben veel te melden over evolutie. Maar het ontstaan van leven, het vormen van complexe moleculen, en het organiseren van die moleculen tot zelf-replicerende systemen met feedbackmechanismen, zoals uiteindelijk uitmondend in een levende cel, dat is het terrein van de organische chemie. Het allereerste begin van het leven hoort bij mijn vakgebied. Daarover durf ik uitspraken te doen.
Zodra het stadium van de cel is bereikt, moet ik het onderwerp overlaten aan de biochemie en de biologie. De onderbouwing en de details van de evolutietheorie, via prachtige fossielen, gestructureerde aardlagen of afstammingsketens kan ik als organisch chemicus niet allemaal overzien. Daar ligt mijn grens.
Als filosoof ben ik me er sterk van bewust dat het in de wetenschap om wetenschappelijke theorieen en methoden gaat. Met die theorieen en methoden kunnen we momenteel niet begrijpen hoe vanuit individuele moleculen een hoogst complex en zelfregulerend systeem kan ontstaan. Het ontstaan van het leven is nu dus niet wetenschappelijk te verklaren."
Is dat niet onbevredigend?
"Het is onbevredigend en uitdagend. We willen grenzen verleggen, maar lopen tegen de grenzen aan. De vraag naar de oorsprong is een grote vraag. Ze boeit me. Ik wil weten wat ik erover kan zeggen en wat ik er niet over kan zeggen. In veel leerboeken staat eigenlijk dat we wel zo ongeveer weten hoe het leven is ontstaan. Maar dat weten we niet. De stelligheid waarmee dat facet van de evolutietheorie als feit wordt gepresenteerd, vooral in schoolboeken, is misplaatst.
Ik maak wel eens een vergelijking met het alfabet. We kennen het alfabet als we het van a tot z kunnen opzeggen en gebruiken. Iemand die alleen de eerste drie letters kan opzeggen, weet ongeveer evenveel van het alfabet als een wetenschapper van het ontstaan van het leven. We weten heel weinig. Maar middelbare scholieren en studenten krijgen te horen dat we het wel weten. Dat is niet alleen incorrect, het scherpt ook de geest niet, en is daarom niet stimulerend voor de wetenschappelijke vooruitgang."
Vanwaar dan toch die stelligheid?
"Dat ligt, denk ik, aan de ordeningskracht van de evolutietheorie. Je kunt er zoveel verschillende verschijnselen mee plaatsen en verklaren, dat je al gauw denkt dat nog niet begrepen verschijnselen er ook wel mee verklaard kunnen worden. Wat betreft het ontstaan van het leven is dat nog niet het geval. Sterker, het is niet eens duidelijk in welke richting de verklaring gezocht moet worden. De specialisten kennen die lacunes wel, maar expliciteren dat niet vaak. Een van mijn doelen was juist dat te doen, en mijn ambitie is dergelijke grenzen daar waar mogelijk vooruit te duwen!
Maar soms zijn er fundamentele grenzen in de wetenschap. Het menselijk begrip schiet dan te kort om deze grenzen te overschrijden. Een voorbeeld komt uit de chaostheorie. Dat komt er in het kort op neer dat een vlinder in het Amazonegebied een orkaan in de Verenigde Staten zou kunnen veroorzaken. Maar we kunnen een orkaan nooit herleiden tot een enkele vlinderslag. We kunnen alleen laten zien dat het in principe mogelijk is. Zo is het ook met het spontaan ontstaan van het leven. Misschien kan het, maar bewijzen kunnen we nog weinig."
Wat vindt u van Intelligent Design?
"Met Intelligent Design als wetenschappelijke theorie kan ik niet zoveel. Ik kan er geen hypothese mee opstellen, waarmee een medewerker op het lab vervolgens onderzoek gaat doen. Intelligent Design oogt me niet toetsbaar en hoort daarom in de wetenschap niet thuis. In mijn oratie heb ik de term bewust vermeden."
Gelooft u in een intelligent ontwerp?
"Ja, daar geloof ik stellig in. Niet op grond van wetenschappelijke bevindingen, maar op grond van mijn christelijke levensovertuiging. Het argument from design is als gods- bewijs weliswaar ondeugdelijk, maar als heenwijzing naar Hem voor mij persoonlijk zeer motiverend!"
<<< Terug naar column
|